Hoofdstuk 3. Algemene informatie over Mac OS X

In dit hoofdstuk wordt kort aandacht besteed aan Mac OS X en belangrijke voorzieningen, zoals het bureaublad, de Finder, het Dock en Spotlight. U leert hoe u menu's, knoppen en toegankelijkheidsfuncties kunt gebruiken die het werken met uw computer vereenvoudigen. Ook wordt uitgelegd hoe u bepaalde programma's en vensters kunt gebruiken.

Informatie over het bureaublad

Het bureaublad is de achtergrond van het scherm. Er kunnen symbolen op staan voor harde schijven, cd's en servers waarmee de computer verbinding heeft. U kunt ook bestanden en mappen rechtstreeks op het bureaublad opslaan, zodat u deze snel kunt openen. Via Systeemvoorkeuren kunt u het uiterlijk van het bureaublad aanpassen en kiezen welke soorten onderdelen u op het bureaublad wilt weergeven.

Navigeren op het bureaublad

Op het bureaublad vindt u symbolen voor alle aanwezige onderdelen, zoals de harde schijf, mappen, documenten en afbeeldingsbestanden. Wanneer u een map opent op het bureaublad, wordt er automatisch een nieuw Finder-venster geopend.

Navigeren op het bureaublad

Informatie over de Finder

De Finder is het programma voor het beheren van uw bestanden, programma's, schijven, netwerkverbindingen en apparaten zoals printers. De Finder is altijd geopend wanneer uw computer is ingeschakeld. Het is echter mogelijk dat u de Finder niet ziet, bijvoorbeeld als u een ander programma gebruikt, zoals Mail. Om een Finder-venster weer te geven, klikt u op het Finder-symbool in het Dock (dit is altijd het eerste symbool in het Dock).

Een schermafbeelding van een Finder-venster met de titel 'amy'. De titel wordt gecentreerd boven in het venster weergegeven. In de linkerbovenhoek van het venster ziet u 3 gekleurde knoppen waarmee u het venster kunt manipuleren: rood (sluiten), geel (minimaliseren), groen (formaat wijzigen). Onder deze knoppen staat de knoppenbalk. Aan de rechterkant van het scherm, op dezelfde regel als de knoppenbalk, staat een leeg zoekveld. Hiermee kunt u zoeken naar onderdelen op de computer. Onder de knoppenbalk is het venster verticaal opgesplitst in twee delen: een navigatiekolom aan de linkerkant en een weergavebrowser aan de rechterkant. De delen worden van elkaar gescheiden met een verticale lijn.¶¶De navigatiekolom van de Finder bevat uitgevouwen en samengevouwen lijsten. Van boven naar beneden zijn dit: 'Devices', 'Shared', 'Places' (uitgevouwen en het onderdeel 'amy' is geselecteerd) en 'Search For'.¶¶De weergavebrowser bevat 9 symbolen die 9 onderdelen op de locatie 'amy' voorstellen. De symbolen worden horizontaal weergegeven met een naam onder elk symbool. Van links naar rechts zijn dit: 'Desktop', 'Documents', 'Downloads', 'Library', 'Movies', 'Music', 'Pictures', 'Public' en 'Sites'. ¶¶Onder aan het venster staat dit in het midden: '9 items, 305.93 GB available'.

In de linkerbovenhoek van een Finder-venster ziet u drie gekleurde knoppen. Hiermee kunt u het venster sluiten, weergeven in het Dock (minimaliseren) of met het vorige formaat weergeven. Onder de knoppen, aan de bovenzijde van het venster, bevindt zich een knoppenbalk waarmee u kunt navigeren, de gewenste weergave kunt kiezen, onderdelen kunt zoeken en andere bewerkingen kunt uitvoeren. Onder de knoppenbalk is het venster in twee delen opgesplitst: de 'navigatiekolom' en de 'weergavebrowser'.

Knoppen van de knoppenbalk en zoekveld
Navigatiekolom en weergavebrowser

Navigeren in de Finder

Finder-vensters bevatten de onderdelen die op uw computer aanwezig zijn. U kunt Finder-vensters openen en in de vensters navigeren met behulp van VoiceOver-commando's en -bewegingen. Met behulp van de toetscombinaties van de Finder kunt u met de geselecteerde bestanden en mappen werken.

Opmerking:In de onderstaande instructies wordt ervan uitgegaan dat de optie 'Cursor volgen' is ingeschakeld en dat de VoiceOver-cursor en de toetsenbordfocus elkaar volgen.

Een Finder-venster openen
Navigeren in een Finder-venster
  1. Druk in het Finder-venster op VO + Pijl-rechts of VO + Pijl-links om door het venster te bladeren totdat u 'knoppenbalk' hoort. Vervolgens kunt u de knoppenbalk gebruiken.
  2. Druk op VO + Pijl-rechts totdat u 'weergave keuzerondjegroep' hoort. Vervolgens kunt u deze regelaar gebruiken. Druk op VO + Pijl-rechts totdat u de weergave hoort die u wilt gebruiken.

    U kunt kiezen uit de symbool-, lijst-, kolom- of Cover Flow-weergave. In de Cover Flow-weergave is de browser horizontaal verdeeld in twee panelen. In het bovenste paneel ziet u een grafische weergave van elk onderdeel, zoals mapsymbolen of een voorvertoning van de eerste pagina van een document. Het onderste paneel bevat een lijstweergave van de onderdelen.

  3. Wanneer u een weergave hebt geselecteerd, stopt u met het gebruik van de keuzerondjegroep en de knoppenbalk en drukt u vervolgens op VO + Pijl-rechts om door het venster te navigeren totdat u 'navigatiekolom' hoort.
  4. Druk op VO + Pijl-omlaag om omlaag te bladeren in de lijst met onderdelen in de navigatiekolom. Als u het gewenste onderdeel hoort, springt u er naartoe in de weergavebrowser waar u met het onderdeel kunt werken.

    U springt naar het gewenste onderdeel met VO + J. Als u gebruikmaakt van VoiceOver-bewegingen, houdt u een vinger op het trackpad en drukt u vervolgens op de Control-toets.

  5. Een onderdeel zoeken en selecteren in de weergave die u gebruikt
  6. Symboolweergave: Ga met de pijltoetsen naar het gewenste onderdeel.

    Lijstweergave: Druk op VO + Pijl-omlaag om naar beneden te bladeren. Druk op VO + schuine streep naar links (\) om een map uit en samen te vouwen. Druk op VO + Pijl-rechts om de VoiceOver-cursor over de onderdelen in de rij te verplaatsen en de namen van de onderdelen te horen. U kunt ook op VO + R drukken om de rij in één keer te laten oplezen.

    Kolomweergave: Ga met de toets Pijl-omlaag naar beneden in de lijst totdat u bij de gewenste map of het gewenste bestand bent. Druk op de toets Pijl-rechts om de submappen van een map te openen.

    Cover Flow-weergave: Druk op de toets Pijl-links of Pijl-rechts om door de onderdelen in het bovenste paneel te bladeren. De inhoud van het onderste paneel wordt automatisch aangepast.

  7. Als u het gewenste bestand of de gewenste map hebt gevonden, gebruikt u de Finder-toetscombinatie Command + O of Command + Pijl-omlaag om het bestand of de map te openen.

    Als u een alias, een bestand of map hebt geselecteerd en u geen bevoegdheden hebt om dat onderdeel te openen, wordt dit door VoiceOver gemeld.

Finder-toetscombinaties gebruiken

Met behulp van de toetscombinaties van de Finder kunt u met de geselecteerde bestanden en mappen werken.

U kunt een standaardweergave voor nieuwe Finder-vensters instellen. Hiervoor kiest u 'Finder' > 'Voorkeuren', klikt u op 'Algemeen' en selecteert u een weergave uit het venstermenu.

U kunt de knoppenbalk en de navigatiekolom in een Finder-venster tijdelijk verbergen, zodat u meer ruimte hebt om in het venster te navigeren. Om de knoppenbalk en navigatiekolom te verbergen of weer te geven, klikt u op de knop in de rechterbovenhoek van het venster.

Informatie over het Dock

U gebruikt het Dock voor het openen van programma's, documenten, mappen of andere onderdelen. Het Dock wordt standaard onder aan het scherm weergegeven.

Het Dock bevat symbolen voor bepaalde programma's, zoals Mail en iTunes. U kunt ook zelf symbolen toevoegen. Wanneer u een venster minimaliseert of een programma opent dat niet in het Dock staat, verschijnt het symbool van het venster of het programma in het Dock.

Elk onderdeel in het Dock heeft een snelmenu dat snel toegang biedt tot de commando's voor dat onderdeel. Het snelmenu bevat ook het commando 'Verwijder uit Dock' voor symbolen in het Dock, evenals het commando 'Permanent in Dock' voor programma's die geopend zijn, maar die normaliter niet in het Dock staan.

U kunt het Dock aanpassen door bijvoorbeeld de vergroting te wijzigen of een andere locatie te kiezen voor het Dock. Kies Apple-menu > 'Dock' als u de voorkeuren van het Dock wilt wijzigen.

Het Dock gebruiken

U kunt het Dock gebruiken om programma's, documenten, mappen of stapels te openen.

Navigeren in het Dock
Onderdelen in het Dock gebruiken
Het Dock afsluiten

Druk op de Escape-toets. Als u gebruikmaakt van VoiceOver-bewegingen, zigzagt u met twee vingers over het trackpad.

Als u wilt weten waar het Dock zich op het scherm bevindt, drukt u op VO + M om naar het Apple-menu te gaan. Druk op VO + Pijl-omlaag om omlaag te bladeren in het menu totdat u 'Dock submenu' hoort en druk vervolgens op VO + Pijl-rechts. Druk op VO + Pijl-omlaag om omlaag te bladeren in het Dock-menu totdat de locatie van het Dock wordt uitgesproken, bijvoorbeeld 'Vinkje onder'.

Als de functie 'Verbergen' is ingeschakeld, wordt het Dock pas weergegeven als u de muisaanwijzer op het gebied plaatst waar het Dock meestal wordt weergegeven (bijvoorbeeld de onderkant van het scherm). Druk op VO + D om het Dock opnieuw weer te geven zonder de muisaanwijzer te verplaatsen.

Informatie over menu's en de menubalk

De menubalk boven in het scherm bevat het Apple-menu, de programmamenu's, de statusmenu's en het Spotlight-menu.

In het online-Help-systeem van Apple wordt het groter-dan-teken (>) gebruikt om een opeenvolging van commando's of andere onderdelen in een menu aan te geven. Als u bijvoorbeeld een nieuw Finder-venster wilt openen, opent u het Archief-menu en kiest u 'Nieuw'. In instructies wordt dit weergegeven als 'Kies 'Archief' > 'Nieuw'' en wordt door VoiceOver uitgesproken als 'Kies Archief groter dan Nieuw'. Als een commando of onderdeel in een submenu staat, hoort u een aantal groter-dan-symbolen achter elkaar.

Andere functies voor menuonderdelen horen

U kunt achterhalen of voor een menuonderdeel speciale toetsen (zoals de Control- of de Command-toets) worden gebruikt waarmee u andere functies kunt uitvoeren.

Horen of voor een onderdeel andere functies bestaan
  1. Verplaats de VoiceOver-cursor naar een menucommando.
  2. Druk op een speciale toets en luister.

    Als voor de speciale toets een andere functie bestaat, spreekt VoiceOver deze functie uit.

Wanneer u naar een volgend onderdeel gaat, komt de speciale toets die u hebt ingedrukt weer vrij en wordt de standaardfunctie voor het onderdeel uitgesproken.

Informatie over bestanden en mappen

De meeste gegevens op uw computer worden opgeslagen in bestanden. Documenten, afbeeldingen en programma's zijn voorbeelden van bestanden. Mappen bestaan uit een verzameling bestanden. Elk bestand en elke map wordt voorgesteld door een symbool met de naam van het onderdeel achter of onder het symbool. U kunt de tekst van de bestandsnaam selecteren om deze te wijzigen. Ook kunt u bestanden kopiëren, verplaatsen en verwijderen.

Uw computer bevat standaard een bepaalde mapstructuur, maar u kunt uiteraard zelf mappen aanmaken en verwijderen om uw gegevens op de gewenste manier te ordenen. De meeste mappen en bestanden die u aanmaakt, worden bewaard in een zogenaamde thuismap. Deze map heeft de naam van uw gebruikersaccount op de computer. Als u meerdere accounts hebt op de computer, heeft elk gebruikersaccount een eigen thuismap.

Klik eenmaal op een bestand of map om het onderdeel te selecteren en tweemaal om het onderdeel te openen. Tweemaal snel achter elkaar klikken, wordt 'dubbel klikken' genoemd. Als u dubbel klikt op het symbool van een programma, start u het programma en wordt er een venster voor het programma geopend. Als u dubbel klikt op een bestand dat is aangemaakt door een programma, wordt het programma automatisch geopend (als dat nog niet het geval is) en ziet u de inhoud van het bestand. Als u bijvoorbeeld op het bureaublad dubbel klikt op een bestand van Teksteditor, wordt Teksteditor gestart en verschijnt het bijbehorende symbool in het Dock. Tegelijkertijd wordt het document geopend op het bureaublad.

Als u geen muis kunt gebruiken om te selecteren en te klikken, kunt u dit doen met VoiceOver-commando's.

Mappen en bestanden kopiëren

Met de commando's 'Kopieer' en 'Plak' in de Finder kunt u een bestand of map naar een andere locatie kopiëren. Als u een onderdeel kopieert, blijft het ook aanwezig op de oorspronkelijke locatie.

Opmerking:In de onderstaande instructies wordt ervan uitgegaan dat de optie 'Cursor volgen' is ingeschakeld en dat de VoiceOver-cursor en de toetsenbordfocus elkaar volgen.

Een onderdeel naar een andere locatie kopiëren
  1. Open een Finder-venster en ga naar het onderdeel dat u wilt kopiëren.
  2. Druk op Command + C om het onderdeel te kopiëren.
  3. Ga naar de map waarin u het onderdeel wilt plakken.

    Plaats de VoiceOver-cursor op de map en zorg dat u de map niet opent.

  4. Druk op Command + V om het onderdeel te plakken.

Informatie over Systeemvoorkeuren

U gebruikt Systeemvoorkeuren om uw computer aan te passen en om belangrijke systeeminstellingen te kiezen, zoals de configuratie van uw netwerk en internettoegang. Het onderdeel 'Systeemvoorkeuren' bevindt zich in het Apple-menu en heeft een symbool in het Dock.

De onderstaande voorkeurenpanelen in Systeemvoorkeuren bevatten opties voor het verbeteren van de toegankelijkheid:

De eenvoudigste manier om bekend te raken met de opties in Systeemvoorkeuren is door de verschillende voorkeurenpanelen te openen en te bekijken. Sommige voorkeuren hebben verschillende panelen. Klik op de naam van een paneel om de inhoud ervan te bekijken. In het voorkeurenpaneel 'Netwerk' kunt u zelfs de knop 'Assistentie' kiezen als er problemen met de netwerkverbinding zijn.

Informatie over Spotlight

Met Spotlight kunt u snel en eenvoudig zoeken op uw computer. Spotlight is zeer handig voor gebruikers van VoiceOver. In veel gevallen kunt u beter Spotlight dan de Finder gebruiken om bestanden, mappen en programma's te openen. Wanneer u tekst typt in het zoekveld van Spotlight, worden de zoekresultaten direct weergegeven in een menu onder het zoekveld.

Een schermafbeelding van het Spotlight-menu. Bovenin ziet u het zoekveld van Spotlight, met daarin het woord 'font'. Onder het zoekveld worden de zoekresultaten weergegeven in een verticale lijst, beginnend met 'Show All'. De rest van de lijst is opgesplitst in twee kolommen. De linkerkolom bevat categorieën, zoals 'Top Hit', 'Applications', 'System Preferences' en 'Documents', terwijl de rechterkolom de onderdelen in elke categorie bevat. Onder aan het Spotlight-menu kunt u 'Spotlight Preferences' kiezen om de voorkeuren voor Spotlight in te stellen.

Hoe uitgebreider de zoektekst, des te nauwkeuriger de zoekresultaten. De zoekresultaten worden op categorie gegroepeerd, zoals 'Programma's', 'Systeemvoorkeuren', 'Documenten' en 'Mappen'. Klik op een onderdeel in de lijst om het te openen.

Als u het gewenste onderdeel niet kunt vinden, kunt u opnieuw zoeken of boven in de lijst met resultaten op 'Toon alles' klikken. In het laatste geval wordt er een nieuw venster geopend met een uitgebreidere lijst met resultaten. Dit venster wordt het Spotlight-venster genoemd.

De zoekresultaten van Spotlight bevatten ook de metagegevens van bestanden, zoals het type inhoud, de auteur, een wijzigingsoverzicht, de grootte en de locatie. Afhankelijk van de zoektekst, kunnen er duizenden resultaten zijn. Spotlight laat alleen de resultaten zien het meest overeenkomen met de zoektekst, maar u kunt ook de volledige lijst bekijken.

Als u meer wilt weten over Spotlight, opent u Mac Help op uw computer of gaat u naar deze website van Apple: www.apple.com/nl/macosx.

Klikken met de muis

Meestal kunt u een onderdeel selecteren door te drukken op VO + spatiebalk. Als een onderdeel echter niet toegankelijk is of als dit VoiceOver-commando niet het verwachte resultaat oplevert, kunt u een muisklik of het dubbel klikken nabootsen met een ander VoiceOver-commando.

Klikken met de muis
  1. Als de functie 'Muiscursor: Volgt VoiceOver-cursor' niet is ingesteld in VoiceOver-hulpprogramma, verplaatst u de VoiceOver-cursor naar het onderdeel waarop u wilt klikken en drukt u op VO + Command + F5 om de aanwijzer op het onderdeel te plaatsen.

    Als deze functie wel is ingesteld, gaat u naar de volgende stap.

  2. Druk eenmaal op VO + Shift + spatiebalk om te klikken en tweemaal om dubbel te klikken.

U kunt de bewegingen van de muis ook simuleren met behulp van de functie Muistoetsen in Mac OS X (te vinden in het paneel 'Universele toegang' in Systeemvoorkeuren). Houd er rekening mee dat u geen gebruik kunt maken van de muistoetsen wanneer u de functie voor numblok-commando's gebruikt.

Grendeltoetsen gebruiken

Als de optie 'Grendeltoetsen' is ingeschakeld, wordt het achter elkaar indrukken van een reeks speciale toetsen geïnterpreteerd als één toetscombinatie. U kunt dus bijvoorbeeld eerst op de Control-toets drukken en vervolgens op de Option-toets om de toetscombinatie Control + Option te versturen.

Grendeltoetsen inschakelen
  1. Kies Apple-menu > 'Systeemvoorkeuren', klik op 'Universele toegang' en vervolgens op 'Toetsenbord'.
  2. Schakel het keuzerondje 'Aan' naast 'Grendeltoetsen' in.

Wanneer u de optie 'Grendeltoetsen' inschakelt, kunt u verschillende opties instellen. U kunt bijvoorbeeld aangeven dat u een geluid wilt horen als het indrukken van een speciale toets is geaccepteerd of dat er een symbool wordt weergegeven voor de speciale toets die u hebt ingedrukt. De aankruisvakken voor deze opties staan onder de keuzerondjes 'Aan' en 'Uit' van de optie 'Grendeltoetsen'.

Toetsvertraging gebruiken

Met de optie 'Toetsvertraging' kunt u de hoeveelheid tijd aanpassen tussen het moment waarop u een toets indrukt en het moment waarop deze wordt geaccepteerd door het toetsenbord. Als u regelmatig toetsen per ongeluk indrukt, kan het handig zijn een langere toetsvertraging in te stellen.

Toetsvertraging inschakelen
  1. Kies Apple-menu > 'Systeemvoorkeuren', klik op 'Universele toegang' en vervolgens op 'Toetsenbord'.
  2. Schakel het keuzerondje 'Aan' naast 'Toetsvertraging' in.
  3. Als u een langere vertraging wilt, sleept u de schuifknop 'Acceptatievertraging' naar links. Sleep de knop naar rechts voor een kortere vertraging.

U kunt ook instellen dat u een geluid wilt horen bij het indrukken van toetsen. $U hoort dan een geluid bij het indrukken van een toets en een ander geluid om aan te geven dat de toets is geaccepteerd. Dit is een zeer goede manier om te controleren wat er gebeurt als u het scherm niet kunt zien. Als u geluid wilt horen bij het indrukken en accepteren van toetsen, schakelt u het aankruisvak 'Geef klikkend geluid weer bij indrukken toetsen' in onder 'Toetsvertraging'.

Toetsen voor cursorbesturing gebruiken

U kunt de muis, het toetsenbord en de VoiceOver-cursor gebruiken om te navigeren naar tekst en objecten die op het scherm worden weergegeven. In VoiceOver kunt u drie functietoetsen gebruiken voor het besturen van het toetsenbord, de VoiceOver-cursor en de muisaanwijzer.

Opmerking:Als u een toetsenbord met een Fn-toets hebt, drukt u op de Fn-toets wanneer u wordt gevraagd op een functietoets te drukken.

F3 - toets voor de VoiceOver-cursor

Om een beschrijving te horen van het onderdeel in de VoiceOver-cursor, drukt u op VO + F3. Dit onderdeel kan een regelaar zijn, maar ook tekst in een document of een gebied met HTML-inhoud. De beschrijving bestaat uit de huidige status van het onderdeel. U kunt bijvoorbeeld horen dat het aankruisvak is ingeschakeld of wat de ingestelde waarde van een schuifknop is.

F4 - toets voor de toetsenbordfocus

F5 - toets voor de muisaanwijzer

Het toetsrepeteertempo instellen

Als u merkt dat toetsen bij het indrukken meerdere keren worden geaccepteerd, kunt u het toetsrepeteertempo aanpassen. Met de opties 'Toetsrepeteertempo' en 'Repeteervertraging' kunt u instellen hoe snel toetsindrukken worden herhaald en hoe lang het toetsenbord wacht voordat een toetsindruk wordt herhaald. Als u toetsen niet snel genoeg kunt loslaten, kunt u een erg lange vertraging instellen of de repeteerfunctie uitschakelen.

Het toetsrepeteertempo wijzigen
  1. Kies Apple-menu > 'Systeemvoorkeuren', klik op 'Toetsenbord' en vervolgens op 'Toetsenbord'.
  2. Om een laag repeteertempo in te stellen, sleept u de schuifknop 'Toetsrepeteertempo' naar links. Beweeg de schuifknop naar rechts als de toetsen sneller moeten worden herhaald.

    Als u regelmatig fouten maakt tijdens het indrukken van toetsen, plaatst u de schuifknop naar links om het aantal herhaalde toetsindrukken te beperken.

  3. Om in te stellen hoe lang u een toets ingedrukt moet houden voordat het teken op de toets wordt herhaald, sleept u de schuifknop 'Repeteervertraging' naar links.

Om de optie 'Repeteervertraging' helemaal uit te schakelen, sleept u de schuifregelaar helemaal naar links.

Knoppen en andere regelaars gebruiken

U kunt VoiceOver-commando's of -bewegingen gebruiken om op knoppen te klikken, aankruisvakken in te schakelen, een onderdeel uit een lijst of menu te kiezen, en schuifknoppen, stappenregelaars en splitters aan te passen.

Zorg dat u weet waar de toetsenbordfocus en de VoiceOver-cursor zijn geplaatst voordat u een onderdeel selecteert.

Manieren om knoppen en regelaars te gebruiken

Geopende programma's en vensters horen

U kunt een opsomming horen van de programma's en vensters die op uw computer zijn geopend.

Voor programma's

Om te horen welk programma actief is en hoeveel programma's geopend zijn, drukt u op VO + F1.

Voor vensters

Om te horen welk venster actief is, drukt u op VO + F2.

Schakelen tussen programma's

Als u meerdere programma's tegelijk hebt geopend of meerdere vensters voor een programma hebt geopend, kunt u snel naar het gewenste programma en venster overschakelen.

De programmakiezer gebruiken
  1. Druk op VO + F1 + F1 om de programmakiezer te openen. Als u gebruikmaakt van VoiceOver-bewegingen, tikt u dubbel bij de linkerrand van het trackpad.
  2. Een schermafbeelding van de programmakiezer. Een paneel met een zwarte achtergrond en witte tekst, met de titel 'Application Chooser'. Het paneel bevat de programma's die zijn geopend. Van boven naar beneden is dit de inhoud van de lijst: 'Previous: VoiceOver Utility', 'Current: Preview', 'iTunes', 'iPhoto', 'Safari', 'TextEdit' en 'Finder'. Achter elk programma staat een pijl.

  3. Om door de lijst met geopende programma's te navigeren, drukt u op Pijl-omlaag of Pijl-omhoog of sleept u uw vinger snel omlaag of omhoog.
  4. Als u het gewenste programma hoort, drukt u op de spatiebalk of tikt u dubbel.

    Als u de programmakiezer hebt geopend met het VoiceOver-commando en u op de spatiebalk drukt, wordt een submenu weergegeven waarin alle geopende vensters, dialoogvensters of waarschuwingen voor het programma staan. In het submenu kunt u op dezelfde manier navigeren als in de lijst met programma's.

Als u de programmakiezer wilt sluiten zonder een keuze te maken, drukt u op de Escape-toets. Als u gebruikmaakt van VoiceOver-bewegingen, zigzagt u met twee vingers over het trackpad.

De standaardtoetscombinatie van Mac OS X gebruiken

Houd de Command-toets ingedrukt en druk herhaaldelijk op de Tab-toets om de namen van de geopende programma's te horen. Laat de toetsen los als u de naam van het gewenste programma hoort. Met Command + Shift + Tab kunt u in omgekeerde volgorde door de geopende programma's bladeren.

Als u Spaces gebruikt, kunt u de Spaces-toetscombinatie Command + pijltoetsen gebruiken om door uw spaces te navigeren.

Schakelen tussen vensters

Wanneer er voor een programma meerdere vensters zijn geopend, kunt u snel schakelen tussen de vensters.

De vensterkiezer gebruiken
  1. Druk op VO + F2 + F2 om de vensterkiezer te openen. Als u gebruikmaakt van VoiceOver-bewegingen, tikt u dubbel aan de rechterrand van het trackpad.
  2. Een schermafbeelding van de vensterkiezer. Een paneel met een zwarte achtergrond en witte tekst, met de titel 'Window Chooser'. Het paneel bevat de geopende vensters voor het huidige programma. Van boven naar beneden is dit de inhoud van de lijst: 'Current: Mac Help', 'Previous: Gra... Apple Pie.txt', 'Current: README.txt', 'Order Copy.txt' en 'Vacation Plans.txt'.

  3. Om door de lijst met geopende vensters te navigeren, drukt u op de toets Pijl-omlaag of Pijl-omhoog of beweegt u uw vinger snel omlaag of omhoog.
  4. Om het venster te selecteren, drukt u op de spatiebalk of tikt u dubbel.

Als u de vensterkiezer wilt sluiten zonder een keuze te maken, drukt u op de Escape-toets. Als u gebruikmaakt van VoiceOver-bewegingen, zigzagt u met twee vingers over het trackpad.

De standaardtoetscombinatie van Mac OS X gebruiken

Houd de Command-toets ingedrukt en druk herhaaldelijk op de toets ' om de geopende vensters van het huidige programma te horen. Laat de toetsen los als u de naam van het gewenste venster hoort. Met Command + Shift + ' kunt u in omgekeerde volgorde door de geopende vensters bladeren.

Een venster naar de voorgrond halen

Soms wordt het venster met de VoiceOver-cursor niet automatisch vóór de andere geopende vensters geplaatst. Als dit gebeurt, zijn bepaalde knoppen en regelaars in het venster niet actief. U kunt een VoiceOver-commando gebruiken om een venster naar de voorgrond te halen, zodat u alle regelaars kunt gebruiken.

Een venster naar de voorgrond halen

Druk op VO + Shift + F2.

Vensters en objecten verplaatsen

U kunt vensters en bepaalde objecten verplaatsen in programma's, zoals afbeeldingen en tekstvakken.

Een venster of object verplaatsen
  1. Navigeer naar het onderdeel dat u wilt verplaatsen en druk voor een venster op VO + ' en voor een object op VO + Command + '.

    U hoort een melding van VoiceOver als een onderdeel niet kan worden verplaatst.

  2. Gebruik de pijltoetsen om het venster of object naar boven, naar beneden, naar links of naar rechts te verplaatsen.

    Om in kleinere stappen te verplaatsen, houdt u Shift ingedrukt terwijl u op de pijltoetsen drukt.

  3. Druk op de Escape-toets als het venster of het object op de gewenste positie staat.

    U kunt tijdens het verplaatsen geen andere VoiceOver-commando’s gebruiken.

Met bepaalde cijfertoetsen kunt u vensters en objecten snel verplaatsen. Gebruik de toetsen 1, 2 en 3 voor respectievelijk links, midden en rechts in het bovenste gedeelte, 4, 5 en 6 voor het middelste gedeelte en 7, 8 en 9 voor het onderste gedeelte.

De grootte wijzigen van vensters en objecten

U kunt de grootte wijzigen van vensters en bepaalde objecten in programma's, zoals afbeeldingen en tekstvakken.

De grootte wijzigen van een venster of object
  1. Navigeer naar het onderdeel waarvan u de grootte wilt wijzigen en druk voor een venster op VO + ~ en voor een object op VO + Command + ~.

    Als de grootte van het onderdeel niet kan worden gewijzigd, wordt u dit door VoiceOver gemeld.

  2. Kies een rand of handgreep uit het menu dat wordt weergegeven.
  3. Om de geselecteerde rand of handgreep te verplaatsen, drukt u op VO en de desbetreffende pijltoets.

    Om in kleinere stappen te vergroten of te verkleinen, houdt u Shift ingedrukt terwijl u op de pijltoetsen drukt.

  4. Druk op de Escape-toets als het venster of het object de gewenste grootte heeft.

    U kunt tijdens het wijzigen van de grootte geen andere VoiceOver-commando’s gebruiken.