In dit hoofdstuk wordt kort aandacht besteed aan Mac OS X en belangrijke voorzieningen, zoals het bureaublad, de Finder, het Dock en Spotlight. U leert hoe u menu's, knoppen en toegankelijkheidsfuncties kunt gebruiken die het werken met uw computer vereenvoudigen. Ook wordt uitgelegd hoe u bepaalde programma's en vensters kunt gebruiken.
Het bureaublad is de achtergrond van het scherm. Er kunnen symbolen op staan voor harde schijven, cd's en servers waarmee de computer verbinding heeft. U kunt ook bestanden en mappen rechtstreeks op het bureaublad opslaan, zodat u deze snel kunt openen. Via Systeemvoorkeuren kunt u het uiterlijk van het bureaublad aanpassen en kiezen welke soorten onderdelen u op het bureaublad wilt weergeven.
Op het bureaublad vindt u symbolen voor alle aanwezige onderdelen, zoals de harde schijf, mappen, documenten en afbeeldingsbestanden. Wanneer u een map opent op het bureaublad, wordt er automatisch een nieuw Finder-venster geopend.
De Finder is het programma voor het beheren van uw bestanden, programma's, schijven, netwerkverbindingen en apparaten zoals printers. De Finder is altijd geopend wanneer uw computer is ingeschakeld. Het is echter mogelijk dat u de Finder niet ziet, bijvoorbeeld als u een ander programma gebruikt, zoals Mail. Om een Finder-venster weer te geven, klikt u op het Finder-symbool in het Dock (dit is altijd het eerste symbool in het Dock).
In de linkerbovenhoek van een Finder-venster ziet u drie gekleurde knoppen. Hiermee kunt u het venster sluiten, weergeven in het Dock (minimaliseren) of met het vorige formaat weergeven. Onder de knoppen, aan de bovenzijde van het venster, bevindt zich een knoppenbalk waarmee u kunt navigeren, de gewenste weergave kunt kiezen, onderdelen kunt zoeken en andere bewerkingen kunt uitvoeren. Onder de knoppenbalk is het venster in twee delen opgesplitst: de 'navigatiekolom' en de 'weergavebrowser'.
Het gedeelte 'Locaties' bevat symbolen voor mappen die u het vaakst gebruikt, waaronder uw thuismap en enkele submappen daarvan, zoals 'Documenten', 'Muziek' en 'Afbeeldingen'. De map 'Downloads' is de standaardlocatie voor software of bestanden die u van het internet hebt gedownload.
Het gedeelte 'Zoek naar' bevat slimme mappen waarin onderdelen worden verzameld die aan bepaalde criteria voldoen, zoals alle bestanden, mappen en programma's die u gisteren hebt gebruikt, of alle pdf-documenten. Deze mappen zijn handig voor het snel zoeken van een onderdeel wanneer u vergeten bent in welke map u het onderdeel hebt bewaard.
In de weergavebrowser kunt u de inhoud bekijken van de map die is geselecteerd in de navigatiekolom. Via de knoppen op de knoppenbalk kunt u de inhoud bekijken in de symbool-, lijst-, kolom- of Cover Flow-weergave.
Finder-vensters bevatten de onderdelen die op uw computer aanwezig zijn. U kunt Finder-vensters openen en in de vensters navigeren met behulp van VoiceOver-commando's en -bewegingen. Met behulp van de toetscombinaties van de Finder kunt u met de geselecteerde bestanden en mappen werken.
Opmerking:In de onderstaande instructies wordt ervan uitgegaan dat de optie 'Cursor volgen' is ingeschakeld en dat de VoiceOver-cursor en de toetsenbordfocus elkaar volgen.
Als er een Finder-venster geopend was, gaat u naar dat venster. Anders gaat u naar het bureaublad. In dat geval kunt u naar de menubalk gaan door op VO + M te drukken. Als u gebruikmaakt van VoiceOver-bewegingen, tikt u dubbel bij de bovenrand van het trackpad. Gebruik vervolgens Pijl-rechts om naar het Finder-menu te navigeren.
U kunt kiezen uit de symbool-, lijst-, kolom- of Cover Flow-weergave. In de Cover Flow-weergave is de browser horizontaal verdeeld in twee panelen. In het bovenste paneel ziet u een grafische weergave van elk onderdeel, zoals mapsymbolen of een voorvertoning van de eerste pagina van een document. Het onderste paneel bevat een lijstweergave van de onderdelen.
U springt naar het gewenste onderdeel met VO + J. Als u gebruikmaakt van VoiceOver-bewegingen, houdt u een vinger op het trackpad en drukt u vervolgens op de Control-toets.
Symboolweergave: Ga met de pijltoetsen naar het gewenste onderdeel.
Lijstweergave: Druk op VO + Pijl-omlaag om naar beneden te bladeren. Druk op VO + schuine streep naar links (\) om een map uit en samen te vouwen. Druk op VO + Pijl-rechts om de VoiceOver-cursor over de onderdelen in de rij te verplaatsen en de namen van de onderdelen te horen. U kunt ook op VO + R drukken om de rij in één keer te laten oplezen.
Kolomweergave: Ga met de toets Pijl-omlaag naar beneden in de lijst totdat u bij de gewenste map of het gewenste bestand bent. Druk op de toets Pijl-rechts om de submappen van een map te openen.
Cover Flow-weergave: Druk op de toets Pijl-links of Pijl-rechts om door de onderdelen in het bovenste paneel te bladeren. De inhoud van het onderste paneel wordt automatisch aangepast.
Als u een alias, een bestand of map hebt geselecteerd en u geen bevoegdheden hebt om dat onderdeel te openen, wordt dit door VoiceOver gemeld.
Met behulp van de toetscombinaties van de Finder kunt u met de geselecteerde bestanden en mappen werken.
Om de selectie aan het Dock toe te voegen, drukt u op Shift + Command + T.
U kunt een standaardweergave voor nieuwe Finder-vensters instellen. Hiervoor kiest u 'Finder' > 'Voorkeuren', klikt u op 'Algemeen' en selecteert u een weergave uit het venstermenu.
U kunt de knoppenbalk en de navigatiekolom in een Finder-venster tijdelijk verbergen, zodat u meer ruimte hebt om in het venster te navigeren. Om de knoppenbalk en navigatiekolom te verbergen of weer te geven, klikt u op de knop in de rechterbovenhoek van het venster.
U gebruikt het Dock voor het openen van programma's, documenten, mappen of andere onderdelen. Het Dock wordt standaard onder aan het scherm weergegeven.
Het Dock bevat symbolen voor bepaalde programma's, zoals Mail en iTunes. U kunt ook zelf symbolen toevoegen. Wanneer u een venster minimaliseert of een programma opent dat niet in het Dock staat, verschijnt het symbool van het venster of het programma in het Dock.
Elk onderdeel in het Dock heeft een snelmenu dat snel toegang biedt tot de commando's voor dat onderdeel. Het snelmenu bevat ook het commando 'Verwijder uit Dock' voor symbolen in het Dock, evenals het commando 'Permanent in Dock' voor programma's die geopend zijn, maar die normaliter niet in het Dock staan.
U kunt het Dock aanpassen door bijvoorbeeld de vergroting te wijzigen of een andere locatie te kiezen voor het Dock. Kies Apple-menu > 'Dock' als u de voorkeuren van het Dock wilt wijzigen.
U kunt het Dock gebruiken om programma's, documenten, mappen of stapels te openen.
Als u gebruikmaakt van VoiceOver-bewegingen, tikt u dubbel bij de onderrand van het trackpad. De VoiceOver-cursor wordt naar het Dock verplaatst, ongeacht de positie van het Dock op het scherm.
Druk op de Escape-toets. Als u gebruikmaakt van VoiceOver-bewegingen, zigzagt u met twee vingers over het trackpad.
Als u wilt weten waar het Dock zich op het scherm bevindt, drukt u op VO + M om naar het Apple-menu te gaan. Druk op VO + Pijl-omlaag om omlaag te bladeren in het menu totdat u 'Dock submenu' hoort en druk vervolgens op VO + Pijl-rechts. Druk op VO + Pijl-omlaag om omlaag te bladeren in het Dock-menu totdat de locatie van het Dock wordt uitgesproken, bijvoorbeeld 'Vinkje onder'.
Als de functie 'Verbergen' is ingeschakeld, wordt het Dock pas weergegeven als u de muisaanwijzer op het gebied plaatst waar het Dock meestal wordt weergegeven (bijvoorbeeld de onderkant van het scherm). Druk op VO + D om het Dock opnieuw weer te geven zonder de muisaanwijzer te verplaatsen.
De menubalk boven in het scherm bevat het Apple-menu, de programmamenu's, de statusmenu's en het Spotlight-menu.
In het online-Help-systeem van Apple wordt het groter-dan-teken (>) gebruikt om een opeenvolging van commando's of andere onderdelen in een menu aan te geven. Als u bijvoorbeeld een nieuw Finder-venster wilt openen, opent u het Archief-menu en kiest u 'Nieuw'. In instructies wordt dit weergegeven als 'Kies 'Archief' > 'Nieuw'' en wordt door VoiceOver uitgesproken als 'Kies Archief groter dan Nieuw'. Als een commando of onderdeel in een submenu staat, hoort u een aantal groter-dan-symbolen achter elkaar.
U kunt achterhalen of voor een menuonderdeel speciale toetsen (zoals de Control- of de Command-toets) worden gebruikt waarmee u andere functies kunt uitvoeren.
Als voor de speciale toets een andere functie bestaat, spreekt VoiceOver deze functie uit.
Wanneer u naar een volgend onderdeel gaat, komt de speciale toets die u hebt ingedrukt weer vrij en wordt de standaardfunctie voor het onderdeel uitgesproken.
De meeste gegevens op uw computer worden opgeslagen in bestanden. Documenten, afbeeldingen en programma's zijn voorbeelden van bestanden. Mappen bestaan uit een verzameling bestanden. Elk bestand en elke map wordt voorgesteld door een symbool met de naam van het onderdeel achter of onder het symbool. U kunt de tekst van de bestandsnaam selecteren om deze te wijzigen. Ook kunt u bestanden kopiëren, verplaatsen en verwijderen.
Uw computer bevat standaard een bepaalde mapstructuur, maar u kunt uiteraard zelf mappen aanmaken en verwijderen om uw gegevens op de gewenste manier te ordenen. De meeste mappen en bestanden die u aanmaakt, worden bewaard in een zogenaamde thuismap. Deze map heeft de naam van uw gebruikersaccount op de computer. Als u meerdere accounts hebt op de computer, heeft elk gebruikersaccount een eigen thuismap.
Klik eenmaal op een bestand of map om het onderdeel te selecteren en tweemaal om het onderdeel te openen. Tweemaal snel achter elkaar klikken, wordt 'dubbel klikken' genoemd. Als u dubbel klikt op het symbool van een programma, start u het programma en wordt er een venster voor het programma geopend. Als u dubbel klikt op een bestand dat is aangemaakt door een programma, wordt het programma automatisch geopend (als dat nog niet het geval is) en ziet u de inhoud van het bestand. Als u bijvoorbeeld op het bureaublad dubbel klikt op een bestand van Teksteditor, wordt Teksteditor gestart en verschijnt het bijbehorende symbool in het Dock. Tegelijkertijd wordt het document geopend op het bureaublad.
Als u geen muis kunt gebruiken om te selecteren en te klikken, kunt u dit doen met VoiceOver-commando's.
Met de commando's 'Kopieer' en 'Plak' in de Finder kunt u een bestand of map naar een andere locatie kopiëren. Als u een onderdeel kopieert, blijft het ook aanwezig op de oorspronkelijke locatie.
Opmerking:In de onderstaande instructies wordt ervan uitgegaan dat de optie 'Cursor volgen' is ingeschakeld en dat de VoiceOver-cursor en de toetsenbordfocus elkaar volgen.
Plaats de VoiceOver-cursor op de map en zorg dat u de map niet opent.
U gebruikt Systeemvoorkeuren om uw computer aan te passen en om belangrijke systeeminstellingen te kiezen, zoals de configuratie van uw netwerk en internettoegang. Het onderdeel 'Systeemvoorkeuren' bevindt zich in het Apple-menu en heeft een symbool in het Dock.
De onderstaande voorkeurenpanelen in Systeemvoorkeuren bevatten opties voor het verbeteren van de toegankelijkheid:
De eenvoudigste manier om bekend te raken met de opties in Systeemvoorkeuren is door de verschillende voorkeurenpanelen te openen en te bekijken. Sommige voorkeuren hebben verschillende panelen. Klik op de naam van een paneel om de inhoud ervan te bekijken. In het voorkeurenpaneel 'Netwerk' kunt u zelfs de knop 'Assistentie' kiezen als er problemen met de netwerkverbinding zijn.
Met Spotlight kunt u snel en eenvoudig zoeken op uw computer. Spotlight is zeer handig voor gebruikers van VoiceOver. In veel gevallen kunt u beter Spotlight dan de Finder gebruiken om bestanden, mappen en programma's te openen. Wanneer u tekst typt in het zoekveld van Spotlight, worden de zoekresultaten direct weergegeven in een menu onder het zoekveld.
Hoe uitgebreider de zoektekst, des te nauwkeuriger de zoekresultaten. De zoekresultaten worden op categorie gegroepeerd, zoals 'Programma's', 'Systeemvoorkeuren', 'Documenten' en 'Mappen'. Klik op een onderdeel in de lijst om het te openen.
Als u het gewenste onderdeel niet kunt vinden, kunt u opnieuw zoeken of boven in de lijst met resultaten op 'Toon alles' klikken. In het laatste geval wordt er een nieuw venster geopend met een uitgebreidere lijst met resultaten. Dit venster wordt het Spotlight-venster genoemd.
De zoekresultaten van Spotlight bevatten ook de metagegevens van bestanden, zoals het type inhoud, de auteur, een wijzigingsoverzicht, de grootte en de locatie. Afhankelijk van de zoektekst, kunnen er duizenden resultaten zijn. Spotlight laat alleen de resultaten zien het meest overeenkomen met de zoektekst, maar u kunt ook de volledige lijst bekijken.
Als u meer wilt weten over Spotlight, opent u Mac Help op uw computer of gaat u naar deze website van Apple: www.apple.com/nl/macosx.
Meestal kunt u een onderdeel selecteren door te drukken op VO + spatiebalk. Als een onderdeel echter niet toegankelijk is of als dit VoiceOver-commando niet het verwachte resultaat oplevert, kunt u een muisklik of het dubbel klikken nabootsen met een ander VoiceOver-commando.
Als deze functie wel is ingesteld, gaat u naar de volgende stap.
U kunt de bewegingen van de muis ook simuleren met behulp van de functie Muistoetsen in Mac OS X (te vinden in het paneel 'Universele toegang' in Systeemvoorkeuren). Houd er rekening mee dat u geen gebruik kunt maken van de muistoetsen wanneer u de functie voor numblok-commando's gebruikt.
Als de optie 'Grendeltoetsen' is ingeschakeld, wordt het achter elkaar indrukken van een reeks speciale toetsen geïnterpreteerd als één toetscombinatie. U kunt dus bijvoorbeeld eerst op de Control-toets drukken en vervolgens op de Option-toets om de toetscombinatie Control + Option te versturen.
Wanneer u de optie 'Grendeltoetsen' inschakelt, kunt u verschillende opties instellen. U kunt bijvoorbeeld aangeven dat u een geluid wilt horen als het indrukken van een speciale toets is geaccepteerd of dat er een symbool wordt weergegeven voor de speciale toets die u hebt ingedrukt. De aankruisvakken voor deze opties staan onder de keuzerondjes 'Aan' en 'Uit' van de optie 'Grendeltoetsen'.
Met de optie 'Toetsvertraging' kunt u de hoeveelheid tijd aanpassen tussen het moment waarop u een toets indrukt en het moment waarop deze wordt geaccepteerd door het toetsenbord. Als u regelmatig toetsen per ongeluk indrukt, kan het handig zijn een langere toetsvertraging in te stellen.
U kunt ook instellen dat u een geluid wilt horen bij het indrukken van toetsen. $U hoort dan een geluid bij het indrukken van een toets en een ander geluid om aan te geven dat de toets is geaccepteerd. Dit is een zeer goede manier om te controleren wat er gebeurt als u het scherm niet kunt zien. Als u geluid wilt horen bij het indrukken en accepteren van toetsen, schakelt u het aankruisvak 'Geef klikkend geluid weer bij indrukken toetsen' in onder 'Toetsvertraging'.
U kunt de muis, het toetsenbord en de VoiceOver-cursor gebruiken om te navigeren naar tekst en objecten die op het scherm worden weergegeven. In VoiceOver kunt u drie functietoetsen gebruiken voor het besturen van het toetsenbord, de VoiceOver-cursor en de muisaanwijzer.
Opmerking:Als u een toetsenbord met een Fn-toets hebt, drukt u op de Fn-toets wanneer u wordt gevraagd op een functietoets te drukken.
Om een beschrijving te horen van het onderdeel in de VoiceOver-cursor, drukt u op VO + F3. Dit onderdeel kan een regelaar zijn, maar ook tekst in een document of een gebied met HTML-inhoud. De beschrijving bestaat uit de huidige status van het onderdeel. U kunt bijvoorbeeld horen dat het aankruisvak is ingeschakeld of wat de ingestelde waarde van een schuifknop is.
F4 - toets voor de toetsenbordfocus
Om de muisaanwijzer bij de VoiceOver-cursor te plaatsen, drukt u op VO + Command + F5. Wanneer u de muis opnieuw verplaatst, blijft de VoiceOver-cursor staan. Gebruik deze toetscombinatie als de functie voor het volgen van de cursor is uitgeschakeld of als u geen opties voor het volgen van de muis hebt ingeschakeld in het VoiceOver-hulpprogramma.
Als u merkt dat toetsen bij het indrukken meerdere keren worden geaccepteerd, kunt u het toetsrepeteertempo aanpassen. Met de opties 'Toetsrepeteertempo' en 'Repeteervertraging' kunt u instellen hoe snel toetsindrukken worden herhaald en hoe lang het toetsenbord wacht voordat een toetsindruk wordt herhaald. Als u toetsen niet snel genoeg kunt loslaten, kunt u een erg lange vertraging instellen of de repeteerfunctie uitschakelen.
Als u regelmatig fouten maakt tijdens het indrukken van toetsen, plaatst u de schuifknop naar links om het aantal herhaalde toetsindrukken te beperken.
Om de optie 'Repeteervertraging' helemaal uit te schakelen, sleept u de schuifregelaar helemaal naar links.
U kunt VoiceOver-commando's of -bewegingen gebruiken om op knoppen te klikken, aankruisvakken in te schakelen, een onderdeel uit een lijst of menu te kiezen, en schuifknoppen, stappenregelaars en splitters aan te passen.
Zorg dat u weet waar de toetsenbordfocus en de VoiceOver-cursor zijn geplaatst voordat u een onderdeel selecteert.
Als u gebruikmaakt van VoiceOver-bewegingen, beweegt u twee vingers naar rechts op het trackpad om de schuifknop of stappenregelaar te activeren. Beweeg vervolgens met één vinger omhoog om de instelling te verhogen of beweeg met één vinger omlaag om de instelling te verlagen. Beweeg met twee vingers naar links als u gereed bent met de regelaar.
U kunt een opsomming horen van de programma's en vensters die op uw computer zijn geopend.
Om te horen welk programma actief is en hoeveel programma's geopend zijn, drukt u op VO + F1.
Om te horen welk venster actief is, drukt u op VO + F2.
Als u meerdere programma's tegelijk hebt geopend of meerdere vensters voor een programma hebt geopend, kunt u snel naar het gewenste programma en venster overschakelen.
Als u de programmakiezer hebt geopend met het VoiceOver-commando en u op de spatiebalk drukt, wordt een submenu weergegeven waarin alle geopende vensters, dialoogvensters of waarschuwingen voor het programma staan. In het submenu kunt u op dezelfde manier navigeren als in de lijst met programma's.
Als u de programmakiezer wilt sluiten zonder een keuze te maken, drukt u op de Escape-toets. Als u gebruikmaakt van VoiceOver-bewegingen, zigzagt u met twee vingers over het trackpad.
Houd de Command-toets ingedrukt en druk herhaaldelijk op de Tab-toets om de namen van de geopende programma's te horen. Laat de toetsen los als u de naam van het gewenste programma hoort. Met Command + Shift + Tab kunt u in omgekeerde volgorde door de geopende programma's bladeren.
Als u Spaces gebruikt, kunt u de Spaces-toetscombinatie Command + pijltoetsen gebruiken om door uw spaces te navigeren.
Wanneer er voor een programma meerdere vensters zijn geopend, kunt u snel schakelen tussen de vensters.
Als u de vensterkiezer wilt sluiten zonder een keuze te maken, drukt u op de Escape-toets. Als u gebruikmaakt van VoiceOver-bewegingen, zigzagt u met twee vingers over het trackpad.
Houd de Command-toets ingedrukt en druk herhaaldelijk op de toets ' om de geopende vensters van het huidige programma te horen. Laat de toetsen los als u de naam van het gewenste venster hoort. Met Command + Shift + ' kunt u in omgekeerde volgorde door de geopende vensters bladeren.
Soms wordt het venster met de VoiceOver-cursor niet automatisch vóór de andere geopende vensters geplaatst. Als dit gebeurt, zijn bepaalde knoppen en regelaars in het venster niet actief. U kunt een VoiceOver-commando gebruiken om een venster naar de voorgrond te halen, zodat u alle regelaars kunt gebruiken.
Druk op VO + Shift + F2.
U kunt vensters en bepaalde objecten verplaatsen in programma's, zoals afbeeldingen en tekstvakken.
U hoort een melding van VoiceOver als een onderdeel niet kan worden verplaatst.
Om in kleinere stappen te verplaatsen, houdt u Shift ingedrukt terwijl u op de pijltoetsen drukt.
U kunt tijdens het verplaatsen geen andere VoiceOver-commando’s gebruiken.
Met bepaalde cijfertoetsen kunt u vensters en objecten snel verplaatsen. Gebruik de toetsen 1, 2 en 3 voor respectievelijk links, midden en rechts in het bovenste gedeelte, 4, 5 en 6 voor het middelste gedeelte en 7, 8 en 9 voor het onderste gedeelte.
U kunt de grootte wijzigen van vensters en bepaalde objecten in programma's, zoals afbeeldingen en tekstvakken.
Als de grootte van het onderdeel niet kan worden gewijzigd, wordt u dit door VoiceOver gemeld.
Om in kleinere stappen te vergroten of te verkleinen, houdt u Shift ingedrukt terwijl u op de pijltoetsen drukt.
U kunt tijdens het wijzigen van de grootte geen andere VoiceOver-commando’s gebruiken.